Tot aan haar ontmanteling in 2013 behoorde de Roofvogelvolière tot de oudste constructies aanwezig in de Zoo van Antwerpen. De stalen elementen van deze door Charles Servais ontworpen constructie, daterend uit 1856, werden destijds vervaardigd met het toen zeer revolutionaire Bessemer-staal.

De constructie heeft lange tijd als voorbeeld gediend voor verschillende Europese dierentuinen.
Door evoluerende zoölogische inzichten bleek de volière niet meer geschikt voor roofvogels en werden deze in 1986 verhuisd naar ruimere kooien. Na jaren van leegstand werd het gebouw ontmanteld om binnen het nieuwe masterplan van de Zoo op een andere locatie te worden heropgebouwd en onderdak te bieden aan kleinere volgels: ara’s en kaketoes.

Omwille van de zware roestvorming moest het kooiwerk volledig gereconstrueerd worden. Heden ten dage is het Bessemer-staal niet meer te verkrijgen. Voor de reconstructie werd standaard staal (kwaliteit S235 en S355) gebruikt.
Er moest bijzondere aandacht besteed worden aan de verschillende knopen die opnieuw uitgetekend werden op basis van historisch en materiaaltechnisch onderzoek en fotomateriaal van de originele (afgebroken) volière. Specifieke stalen stukken werden in zand gegoten.

Zichtbare lasverbindingen waren uitgesloten waardoor een heel aantal gesmede koppelstukken uitgewerkt werden die met klinknagels werden vastgezet. De volière werd in het staalatelier vervaardigd en volledig opgesteld, nadien werd ze in vier transporteerbare stukken opgedeeld en vervoerd om ter plaatse gemonteerd te worden. Gezien er nu in de kooi kleinere vogels gehuisvest zijn werd het authentieke traliewerk, oorspronkelijk vervaardigd uit stalen spijlen, vervangen door een fijnmazig staalnet dat achter de basisstructuur gemonteerd werd.